Het was op deze dag, een jaar geleden, dat mijn vader stierf. Het was Vaderdag.
Hij lag thuis, zijn bed stond in de woonkamer zodat hij uit kon kijken over zijn prachtig aangelegde en door hemzelf onderhouden tuin. Hij hield van de bomen, net zoveel als dat hij er een hekel aan had (het vallen van de bladeren in de herfst). Die sterke, stevige houten kolossen die fier rechtop stonden, onaangedaan door wind, hagel, regen, onweer of de brandende zon.
Zoals die bomen was hij ooit zelf — sterk en standvastig. Met een uil op een tak voor de wijsheid, of een duif voor de onhandige dwaasheid. Mijn vader kon wijs zijn, maar ook grappig en klungelig. Hij kende die bomen beter dan zijn kinderen. Dat was vroeger wel anders. Als kind kan ik me niet herinneren dat hij ooit in de tuin werkte. Ik weet nog één moment: hij snoeide op verzoek van mijn moeder een treurwilg in de voortuin. Toen hij zijn ‘klus’ afrondde en mijn moeder naar buiten snelde, was er niets meer over dan een paar trots rechtopstaande takken. Alle hangende wilgentakken had hij als een volleerd hovenier verwijderd. We hebben hem daar jaren mee geplaagd.
Maar zijn tuin — dat was anders. Die was van hem.
Ik weet zeker dat als ik nu naar zijn huis zou gaan en hij zou nog leven, hij op zijn magere kontje onkruid aan het wieden zou zijn. Dat beeld koester ik.

Het was op deze dag, een jaar geleden, dat mijn vader stierf. Het was Vaderdag.
Een paar dagen ervoor had mijn broer me gebeld om te vertellen dat onze vader in het ziekenhuis lag, terminaal ziek. Toen ik vroeg of ik afscheid mocht nemen met mijn zoon, zei hij: “Zolang je geen drama maakt.” Die opmerking was geen grens stellen — het was een verwijt, een oordeel. Het maakte een open afscheid onmogelijk, in plaats daarvan waren wij constant bezig met het ‘niet teveel zijn’ en rekening houden met andermans gevoelens. Je momenten kiezen, je woorden afwegen, je bewegen zonder zichtbaar te zijn. Het plaatste mij en Mec buiten de situatie, alsof wij een risico waren in plaats van familie. Alsof we moesten buigen voor andermans verdriet, terwijl dat van ons genegeerd werd. Jullie hebben mij buitengesloten — en daarmee ook Mec. Dat was geen neutrale handeling, dat was een keuze. En die keuze had gevolgen. Eén daarvan was dat mijn vader op Vaderdag stierf, zonder zijn dochter en kleinzoon aan zijn zijde. En ik ben ervan overtuigd dat ook dát een keuze was.
Het was op deze dag, een jaar geleden, dat mijn vader stierf.
Ik kwam afscheid nemen van de man van wie ik intens veel hield — en met wie ik altijd heb geworsteld. Helaas is het beeld van hem, zoals hij daar lag, nog zó levendig. En geloof me: dat was geen mooi gezicht. Ik raakte zijn hand aan voor de laatste keer. Die handen die zo hard gewerkt hadden, die mij letterlijk en figuurlijk gedragen hadden — maar ook zo vaak hadden afgewezen. Die helpende hand, toen ik vastzat in de modder, toen storm Dennis mijn schutting omverblies, toen ik dertien treden van de trap viel. Ik mis hem.
Na die nare ervaring vluchtte ik weg uit het ouderlijk huis, naar de Lambertuskerk. Op zoek naar rust. Ik liep die ‘Vaderdagmis’ binnen en zakte samen met Mec neer in de houten banken. In die kerk waar mijn vader Jazz in kerk en kroeg organiseerde, waar gospel door het schip galmde. Een doorn in het oog van de pastoor — die het tóch omarmde. Afgelopen zaterdag was ik daar weer. Precies een jaar geleden hoorde ik dat mijn vader zou sterven. Het was donker buiten, de kerk zat vol. Gekleurd licht en rook vormden de sfeer in deze prachtige neogotische kerk van Pierre Cuypers. Het iconische ‘Who Wants to Live Forever’ van Queen schalde uit de boxen. Voor heel even waren we daar weer samen. Jij en ik. Ik voelde het echt. Kippenvel. Tranen prikten achter mijn ogen. Dutch Queen unplugged kondigde trots aan dat hun optreden het eerste was van hopelijk vele concerten in deze kerk. Maar ik weet wel beter, pap.
Het was op deze dag, een jaar geleden, dat mijn vader stierf. Het was Vaderdag.
En dus vierde ik gisteren Vaderdag op de plek waar ik het dichtst bij je ben: De Noordkade, bij De Afzakkerij. Je was zó aanwezig (en ons mam ook). Zoals die hoge bomen verscheen je op de gigantische silo’s — fier en onverzettelijk. De Noordkade was je tweede thuis. De plek waar je weer ‘thuis’ kwam, met je geboortehuis aan de overkant van het water. Je leven draaide altijd al om die andere kant van het kanaal.
Als jonge man werkte je bij Driessen — de veevoederfabriek van opa stond daar. Je groeide er op, begon er later je eigen bedrijf. We hebben jouw naam op die silo gelast, omdat jij vertelde hoe je als jongetje probeerde te slapen met het tikkende geluid van de silo’s op de achtergrond — en dat je niet in slaap kon komen als het ineens stil werd. Dat geluid gaf jou toen rust. Zoals jouw naam op die silo mij nu rust geeft.
Je hield van de Noordkade. Je genoot van de gesprekken met Stefan — hij was als een zoon voor je. Je was trots op hem en op alles wat hij bereikt heeft. Je voelde je er nog waardevol. Je had die erkenning nodig, je wilde nodig zijn. En die jonge gasten? Die vonden het prachtig dat je er was — ook al denk ik dat ze je soms ook liever zagen gaan dan komen.
En toen ik gisteren het café verliet, was je (met de noorderzon) vertrokken.
Net als een jaar geleden.

Als je goed kijkt zie je de namen Betty & Ton op de silo’s
Het kan me niets schelen wat anderen ervan vinden, pap.
Ik hou van je.
En ik mis je.
Voor altijd jouw enige dochter.

Mooi geschreven Donja. Nou vind ik het helemaal speciaal dat ik gister met jou de zondag heb doorgebracht. Je bent een heel mooi mens.
Wat lief van je Marion. Ik ben ook blij dat het met jou was en dat Christian en Annemarie later aanschoven was ook hartstikke leuk. Lekker mezelf kunnen zijn zonder mezelf te hoeven verontschuldigen voor wie ik ben. Een dag met een traan (thanks Suara) en een lach (thanks to you!). Liefs XXX
Lieverd,
Wat mooi zoals je hebt verteld over jouw band met je vader. Je bent een prachtige krachtige vrouw, ik geloof oprecht dat hij trots op je zou zijn geweest 😘😘
Dikke knuffel,
Dankjewel lieve Maaike, sinds zijn overlijden denk ik eigenlijk zelf ook dat hij trots op me was of is. Ik geloof heel erg in de theorie van energie en resoneren. Die energie voel ik soms om me heen. En die voelt goed, positief.