Steffie Hulsen en Jeanine Lanen; speciaal voor jullie lange zinnen
Mijn tuin is een zandvlakte met groen. Er staan enkele veel te grote bomen in. Een heuse walnoot, door mij geplant in 1993 bijvoorbeeld. Torenhoog prijkt hij boven de schutting uit, mooi groen, ramvol noten. En dan nog die druif en klimop die woekeren en mijn schutting aan binnen- en buitenzijde verstikken. De druif en noot hebben elkaar al stevig in de greep.
Mijn tuin, niet gecultiveerd en daarom komen er naast die eekhoorn ook best wat vogeltjes. En wat geniet ik daar toch van. Aan de ‘keukentafel’ sla ik hun leven gade. Mezen, Mussen, Lijsters, Roodborstjes, Merels, Duiven, Eksters, Sperwers, Kauwen maar ook vlinders, ze komen allemaal op bezoek.
Vleugellam
Regelmatig sta ik op vanuit mijn stoel. Dat is wanneer er weer een rover in de tuin zit en een moeder slaat alarm. Ik wil het gewoon gezellig houden voor iedereen. Zo heb ik een badje voor mijnheer en mevrouw Kauw. Trouw komen zij telkens drinken op de rand van dat badje. En ze bouwen elk jaar een nest in mijn dakgoot. Althans, dat proberen ze en daardoor heb ik elk jaar en zak vol aanmaakhout. Dat valt uit die goot op mijn terras, bergen. En ik zorg dat er te eten is en ruim mijn gevallen blad pas laat op in de herfst.
Ik verkneukel me telkens weer. ‘Heerlijk voor die vogels zo’n tuin waar ze zich kunnen verstoppen voor hun natuurlijke vijand. Daarom is het zeker zo druk. Afgelopen week zat er tot 2x toe een jong vogeltje in de keuken en dagelijks houdt het Roodborstje ons gezelschap. Genieten.
Tot gisteren! Mec en ik zaten in de kamer. Het viel Mec op dat Tosh, onze gebochelde hond, toch wel erg lang buiten was voor haar doen. Meestal wil ze gewoon zijn waar wij zijn. Ligt ze (tot ergernis) daar waar wij zijn. Staat ze op als wij dat doen. Nu niet. Dus toch maar even inspecteren. Hoor ik ineens ‘Nee! Tosh! Mama, Tosh eet een vogeltje op, ze zit er mee te spelen.’
Wel GVD dacht ik bij mezelf. Het zal toch niet waar zijn? Dus ik in rap tempo naar achter waar Tosh inderdaad jolig een vogellijkje in de lucht gooide. Één vleugel lag afgerukt in het zand. Het arme beestje had het niet overleefd. Er restte ons niets anders dan dat vierpotig monster naar binnen te jagen. Het kleine vogeltje belande in de groenbak, zijn moeder troosteloos piepend achterlatend.
Zij (en ik) zijn vleugellam. Net als die kleine trouwens.