Zo nu en dan gaan Mec en ik naar de friettent. Naar cafetaria Van Oranje. Twee kleine friet satésaus. Twee kroketten. Twee kleine milkshake vanillië zonder siroop. Steevast vraagt men ‘Gewoon ijs?’. Steevast antwoorden wij ‘Ja, alleen ijs.

Naar huis, dat wil Mec daarna nooit. ‘Ik heb geen zin om naar huis te gaan’. Ook dat is vaste prik. En zo kwam het. Lang geleden gingen we daarna weleens naar Aa-broeken. Even wandelen. Even uitbuiken. In dat mooie stukje Veghel. Bij Oranje rechtdoor. Dan het zandpad bij de scouting. Over de brug. Bestemming bereikt!

Het zandpad. Dat vindt hij leuk. Gortdroog in zomer. Modderig in herfst. Driften in de avond. En lol dat hij heeft. Onbetaalbaar. Het plezier. Altijd weer. En heel vaak zei ik. Waarschuwde ik hem. ‘Mec, dit gaat ooit fout’. Maar dat deerde hem niet. Want het ging nog altijd goed. GING!

Vandaag bij Oranje. Eenmaal in de auto. ‘Mama, wel door het speciale straatje hè’ Dat zei hij. Ik waarschuwde hem. “Mec dit gaat een keer fout’. Eerst zeurde hij. Dus ik weer ‘Dadelijk gaat het fout hè. Glijden we de Aa in. Verdrinken we. Krijgen we kramp. Daar in dat ijskoude water.’ Voor het eerst. Twijfel. Maar toen stonden we er al.

Ik zag hem glunderen. Maar ook angst. Wat als we echt glijden. Die Aa in. Dat ijskoude water in. En verzuipen. En ik dacht. F.ck it, let’s have some fun. In het donker. Dat pikkedonker. Ik zag niets. Ineens diepe sporen. Vol water. Vol slijk. We gingen langzamer. En stonden stil. Muisstil.

Gas. Spinnende wielen. Enorme rookpluimen. Ik uit de auto,. Karton onder de wielen. Boodschappentassen ook. Teruguit rijden. Niets. Trekkabel vastgemaakt. Trekken. Duwen. Niets. Op mijn knieën. Slijk zat tegen de bodemplaat. De modder zoog ons vast. Blote handen. Graven. Mec die had zijn Nike’s aan’. Die stond op sokken. Niets te doen. Ja, te filmen, lachen en klagen.

‘Bel opa’ zei Mec. Opa bellen? Ik vraag eigenlijk nooit om hulp. Zeker niet van opa. Ben ik te trots voor. Maar dan wat? Na zo’n 20 minuten. Ik bel toch maar even. Ma nam op. ‘Pa….die zit net in de sauna. Waarom? Moet je hem hebben? Uhhhh, als het kan. Even later was hij daar. Die ouwe van mij. Hoewel we onze geschillen hebben. Hij was er. Hij kwam te hulp. Onze reddende engel. Zonder morren. En dan besef je weer. Die man is goud.

Het kost Mec een etentje. Dat zei opa voordat hij kwam. En Mec. Mec besloot met te zeggen: ‘Nou hoeven we nooit meer door het speciale straatje mam’.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *